"Ik wil graag zelf naar opa en oma, dat gaat me zeker lukken".
Karin zit in de tweede klas van de Praktijkschool. Uit de gegevens van Karin blijkt dat ze last heeft van ADD, waardoor ze zich moeilijk kan concentreren. Ze heeft ook dyslexie en leest op een erg laag niveau. Naar intelligentieniveau is Karin ‘moeilijk lerend’, ze heeft een verstandelijke beperking.
Tijdens het intakegesprek vertellen haar ouders dat Karin erg chaotisch is. Ze ruimt haar spullen niet op tijd op en komt andere afspraken ook niet na. Ze heeft dan ook weinig tijdsbesef en kan onvoldoende klokkijken. Haar moeder regelt veel voor Karin. Ze maakt het ontbijt en legt ’s ochtends haar kleren klaar. Haar ouders worden ouder en willen graag dat Karin later zelfstandig kan wonen. Daarvoor moet ze meer dingen zelf kunnen. Opruimen, boodschappen doen, betalen, koken, de eigen tijd indelen, op tijd op een afspraak komen….
Drie maanden later is Karin alleen naar de winkel geweest. Zij heeft zelf met plaatjes een boodschappenlijstje gemaakt, alle spullen ingekocht en betaald. Thuis kookt ze samen met moeder een heerlijke maaltijd. Volgende week gaat ze alleen met de bus naar opa en oma. Karin wordt stukje bij beetje steeds zelfstandiger, ze groeit van trots.
Taken opdelen in kleine stappen
Uit informatie van school blijkt dat Karin net als haar klasgenoten, elke taak in kleine stappen moet leren. Ze heeft veel tijd nodig om op te starten. Volgend jaar krijgt Karin een interne stage. Ze leert dan op vaste tijden koffie te zetten, een lunch op tijd klaar te zetten en bijvoorbeeld een absentielijst bij te houden. Zelfstandig plannen en organiseren, stap voor stap. De begeleiding van Molendrift komt op een goed moment.
Karin kan al wel ordenen, op een concreet niveau. Ze kan haar dagindeling in de juiste volgorde benoemen: opstaan, wassen, aankleden, ontbijten, naar school, enzovoort. Bij het lezen heeft ze vaak hulpmiddelen nodig en in het algemeen vraagt ze nog vaak om hulp. Complimenten doen Karin veel goed en stimuleren haar haar best te doen. Ze kan ook op de juiste momenten aangeven wanneer ze hulp nodig heeft en weet dan goed onder woorden te brengen wat ze niet snapt.
Doelen opstellen
In overleg met Karin en haar ouders wordt het einddoel van de begeleiding bepaald:
'Karin plant en organiseert de dagelijkse gang van zaken rond school en vrije tijd dusdanig dat ze slechts in beperkte mate hulp van haar omgeving nodig heeft.'
Dit doel wordt in subdoelen opgesplitst, waar Karin stap voor stap aan kan werken. Alle subdoelen worden afgestemd op Karins leeftijd en haar kunnen. Karin mag zelf kiezen waar ze het eerst mee aan de slag wil. Zij kiest voor het zelfstandig boodschappen doen
Oefenen met hulpmiddelen
Karin zoekt plaatjes op internet. Met de plaatjes maakt zij haar eigen hulpmiddel. Ze zoekt plaatjes van een koelkast, een boodschappentas en de boodschappen zelf, zoals een pak melk bijvoorbeeld. Ze zet deze plaatjes in chronologische volgorde. De koelkast staat voor de voorbereiding: ‘Kijk in de koelkast welke boodschappen nodig zijn’. Bij de boodschappentas hoort de herinnering: ‘Neem de tas mee, voordat je vertrekt naar de supermarkt.’ Alle acties worden zo in volgorde gezet. Op het einde staat weer een koelkast: ‘Ruim de boodschappen op’.
De eerste keren helpt Karin’s moeder nog. Ze doen alles van begin tot eind samen. In de volgende stap maakt Karin samen met haar moeder een lijstje, maar gaat ze alleen naar de supermarkt. Lijst en boodschappen worden gecontroleerd en opgeborgen en natuurlijk wordt het geld samen geteld. Zo gaat het verder en leert Karin geheel zelfstandig de boodschappen te doen, waarbij de lijst met boodschappen steeds groter wordt.
Karin weet inmiddels ook wat ze moet doen als een product is uitverkocht of het goede merk niet in de schappen staat. Ze belt haar moeder voor advies of vraagt een medewerker in de supermarkt. Ze raakt niet in paniek, maar probeert het probleem op te lossen.
Na elke stap komt een volgende stap
Het opdelen van taken in kleine stappen in combinatie met de plaatjes helpen Karin een taak te doorgronden. Het lukt steeds beter, met minder hulp, de boodschappen te doen. Karin groeit van trots en durft ook een volgende stap te zetten.
Zij wil graag zelf met de bus naar opa en oma. Daar moet je het nodige voor kunnen. Het lijnnummer van de bus weten (opschrijven), de halteplaats weten voor het instappen, maar ook voor het uitstappen (opschrijven), de chauffeur vragen of hij Karin kan helpen herinneren wanneer zij moet uitstappen en dan nog de laatste straten naar oma’s huis weten te vinden. Karin zegt dat het haar zeker gaat lukken: ‘na drie keer oefenen’.