Navigatie overslaan

‘De deur moest open, toen kon al mijn boosheid eruit. Nu kan ik praten, als mij wat dwars zit.’

Benni, 10 jaar

Benni bijt nagels en niet zo’n beetje ook, tot bloedens toe. Hij eet zijn vingers erbij op. Hij heeft ook vaak ruzie. Op school en thuis. Hij snapt zelf niet waarom dat steeds gebeurt. Het lijkt vanzelf te gaan. Met Rob, van Molendrift, maakt hij een tekening. In die tekening zit de sleutel naar de oplossing: ‘De deur moest open, toen kon al mijn boosheid eruit. Nu kan ik praten, als mij wat dwars zit.’

Benni vertelt

‘Ik kwam bij Rob en samen hebben we mijn probleem getekend en oplossingen bedacht. Wat ik graag zou willen. Dat ik mij dom voelde en steeds bang was alles verkeerd te doen. Dat niemand mij aardig vindt. Ik kreeg scoreformulieren mee en een stressbal. En nog wat tips. Als je merkt dat je je vingers in je mond stopt, kan je ook in je nek gaan kriebelen, zei Rob. Dat hielp het best. Dan zat ik thuis voor de televisie en moest mijn moeder bijhouden hoe vaak ik ging nagelbijten, bijvoorbeeld in een half uur. Dat werd heel snel minder en nu doe ik het eigenlijk nooit meer. Ik denk er nooit meer aan.’ Benni ging in diezelfde tijd naar een andere school, een school voor speciaal onderwijs, met kleinere klassen en een juf die meer tijd voor hem heeft. Benni: ‘Dat was ook fijn, want daar word ik niet gepest.’

Moeder vertelt

‘Het leek allemaal heel ingewikkeld en nooit meer op te lossen, al die ruzies, al die stress; maar eigenlijk was het eenvoudig. We moesten weer naar elkaar leren luisteren".

Precies wat je vergeten bent als je te vaak, te lang met elkaar overhoop ligt. Je loopt op je tenen. Doe es normaal, roep je in je wanhoop. Maar ja, wat is dat normaal doen? Wat weet een jongen van 10 daar nou van af? Ik kreeg een schrift mee van Rob en moest daar de moeilijke situaties in opschrijven. Eerst het turven van het nagelbijten; later ook de ruzies en dan heel precies wat er was gebeurd, hoe iedereen reageerde en vooral ook wat er vooraf was gebeurd. Benni ging daarmee naar Rob en dan bespraken ze dat met elkaar. De laatste 10 minuten kwamen wij er dan bij en dan bespraken we de oplossingen. Hoe je anders kan reageren. We werden als ouders aan het werk gezet. Confronterend, als je terugleest wat je zelf hebt opgeschreven. Ben ik dat? Doe ik zo? Maar verhelderend én het werkt. Je kan ook een vraag stellen als Benni boos is, waar ben je geweest, wat is er gebeurd? Dan geef je een opening en kan Benni ook wat zeggen.’

Bijvoorbeeld
Moeder: ‘Ik durf het bijna niet te vertellen, maar dan stond ik langs het voetbalveld op zaterdag en moedigde Benni aan. Tenminste dat dacht ik. Hup Benni, rennen, achter die man aan. Dan dacht dat Benni dat ik boos op hem was, dat hij het niet goed deed en ging het dus mis. Dan liep hij boos het veld af. Daar hebben we het bijvoorbeeld over gehad en afgesproken dat ik niet meer ging kijken. Is maar één keer gebeurd. Benni vindt het toch leuker als ik wel kom. Nu probeer ik mij in te houden. Meestal lukt dat en als het niet lukt weet Benni nu dat het mijn fanatisme is, dat hij niets verkeerd heeft gedaan.’

Op school
Moeder: ‘We hebben van Rob geleerd heel concreet naar situaties te kijken, alles kleiner te maken. Als Benni boos uit school kwam, was er vaak toch wat gebeurd. Had hij bijvoorbeeld een proefwerk gehad of was er iets nieuws uitgelegd, dat hij niet begreep. Hij durfde dan niets te vragen, want dan vinden anderen je dom. Dat dacht hij; dat weten we nu. Gelukkig gaat dat op de nieuwe school een stuk beter. Daar hoeft hij niet op zijn tenen te lopen en leert hij ook beter iets te vragen. Al vindt hij dat nog steeds moeilijk. Dat weet de juf dan weer, die komt dan wat eerder naar hem toe. Je hoeft alles ook niet meteen te begrijpen, dat weet Benni nu. Niemand kan alles.’

De problemen voor zijn
Moeder: ‘Je kan problemen ook voorkomen door duidelijk te zijn in je verwachtingen. Benni reageerde veel af op zijn jongere broertje, logisch, zo werkt dat. Liep het uit de hand, dan kwamen we weer met ons Doe-es-normaal. Dat had ik dus allemaal keurig opgeschreven. Met Rob bedachten we alternatieven. Dan mocht Benni bijvoorbeeld een half uur met zijn broertje op de Playstation en kregen ze pluspunten als ze zonder strijd hadden samengewerkt. Zo waren er steeds oefeningen waar Benni punten mee kon winnen. Op het einde van de week volgde dan de beloning. Gedrag kan je positief sturen, door duidelijk te benoemen wat je van een ander verwacht. Kleine veranderingen maken een wereld van verschil.’

Vader vertelt

‘Ik zeg heel eerlijk dat ik er geen zin in had. In mijn land, waar ik vandaan kom, geloven wij niet in psychologen. Daar moet je als vader je gezag laten gelden. Daar hebben kinderen maar te luisteren'.

'Die eerste keer zat ik er wat cynisch bij, zo van, laat maar eens zien wat je kan. Ik geloof er toch niks van. Maar na drie gesprekken was ik helemaal om. Ik zag dat het werkte, dat het effect had. Je kan gewoon doorvragen als er iets met je kind is. Open vragen stellen, concreet zijn. Ik zat alles altijd in te vullen voor Benni, wat er met hem aan de hand was. Nu lossen we de problemen samen op, in dialoog. Ik ben super blij, ik kom nu thuis en iedereen is ontspannen. Ik hoef niet meer te denken, wat zou er nu weer loos zijn. Alles is open, we hebben het weer fijn met zijn allen.’

Rob vertelt

‘Ik zag een jongen die erg verdrietig was, gefrustreerd en boos, met weinig zelfvertrouwen'. 

Hij was door mijn collega Sanne doorgestuurd, die als praktijkondersteuner bij meerdere huisartsen werkt. Er was iets meer tijd en ruimte nodig om tot oplossingen te komen. De tekeningen hielpen Benni om te praten over zijn gevoelens. Dat Benni zo snel van het nagelbijten afkwam, was een mooie, snelle winst; dat motiveert. We zijn consequent aan de slag gegaan met registreren, beschrijven en evalueren van de moeilijke situaties. Nauwkeurig analyseren wat er gebeurt en vooral kijken wat je anders kan doen. Als ouder en opvoeder probeer je zo het gewenste gedrag uit te lokken. Als dat werkt, ontstaat er snel steeds meer ruimte. De rust keert terug, het begrip voor elkaar. Iedereen kan weer normaal doen, zeg ik met een knipoog.